- Terug naar artikel overzicht |
Tekst en boodschap | ||||
Afscheidscollege 2001 * EEN TEKST OM TE PREKENIntro Vanmiddag mag ik mijn afscheidscollege geven als docent in de uitlegging van de nieuwtestamentische Geschriften. Het slot van een periode van rond 35 jaren. Toch begon het voor mij niet met exegese, maar met de preek. Die van mijn vader in mijn schooljaren in Assen en die van dominee Lindeboom in mijn studententijd te Kampen. Die preken waren geen exegeses, hoewel er veel voor geëxegetiseerd was: wat ik mij herinner is alleen nog de roeping, de warmte, de verte, het verlangen. En daar ging het om. Dat deed je verlangen om ook zelf te preken: de muziek te maken van het evangelie. Zeven jaar mocht ik predikant zijn. Onverwacht werd ik toen teruggeroepen vanaf de preekstoel naar de lezenaar. Exegese is tekstuitleg en geen preek. Gelukkig is er de zondag waarop ook hoogleraren mogen preken. Daar doe je het uiteindelijk voor, die exegese. En daar wil ik vanmiddag nog bij stilstaan: het was al die jaren en het blijft voor iedereen altijd een tekst om te preken! * Probleemstelling Laat ik vooropstellen dat de verhouding tussen tekst en preek niet heel eenvoudig is. Zij is reeds van zichzelf uit gecompliceerd, maar zij is bovendien in de laatste eeuwen ook nog heel ingewikkeld gemaakt. Voor velen is er zelfs een onoverbrugbare kloof ontstaan tussen beiden. Deze kloof werd zo diep door de scheiding van geloof en wetenschap en door de atomisering van de tekst via decanonisering. Er lijkt voor velen geen werkelijke brug meer te zijn tussen de oorspronkelijke historisch-literaire tekstbetekenis die door exegese wordt blootgelegd en de boodschap die men gaat beschouwen als een toegevoegde, latere interpretatie. Bij preken worden ook in deze tijd, net als in alle voorgaande eeuwen, meestal nog wel bijbelteksten gebruikt, maar veelal zal men vandaag aarzelen om te zeggen dat de tekst zelf er een is om te preken. * Een moderne oplossing Het is Christoph Dohmen geweest die een poging heeft gedaan deze moderne praktijk van scheiding tussen tekstbetekenis en hoordersbetekenis te zien als een variant binnen het katholieke patroon van de kerk der eeuwen. Hij verdedigde in een bijdrage uit 1992 de veelzijdige of plurale tekstbetekenis. Behalve de oorspronkelijke tekst is er, zo schrijft hij, ook de behoefte aan applicatie van de tekst in nieuwe situaties. Daardoor ontstaan in de traditie van de kerk gebruikstoepassingen die niet noodzakelijk gerelateerd zijn aan de tekstbetekenis maar die meekomen in de Wirkungsgeschichte van een tekst. Het zijn de hoorder-betekenissen, die kunnen varieren van traditionele tot materialistische of feministische.[1] Dohmen legitimeerde deze visie als katholiek door ze te beschrijven als een variant van de viervoudige schriftbetekenis die in de middeleeuwen beleden werd. De leer van de viervoudige betekenis gaat er vanuit dat er naast de letterlijke betekenis nog de allegorische, de ethische en de eschatologische zijn. De wortels voor deze visie liggen volgens Dohmen in de tijd dat de christelijke kerk van de eerste eeuwen het Oude Testament moest actualiseren voor een nieuwe situatie. En in een veelzijdige samenleving als de onze moet het dan, volgens hem, op vergelijkbare manier mogelijk zijn om oude teksten hernieuwde betekenissen te geven binnen de bescherming van canon en traditie. Heeft Dohmen gelijk wanneer hij stelt dat reeds de kerk in de Middeleeuwen de letterlijke betekenis of tekstbetekenis als onvoldoende beschouwde en dat de christelijke kerk met drie toegevoegde betekenissen de receptie van de tekst in een latere tijd bedoelde te formuleren? Tegen deze tekening zijn m.i. enkele bezwaren in te brengen.
Ik concludeer daarom dat de moderne visie die werkt met een plurale hoordersbetekenis, als reanimatie van een verouderde Schrift, niet in het verlengde ligt van de katholieke traditie van bijbellezen. * De traditie van de twee- of viervoudige Schriftbetekenis Het artikel van Dohmen nodigt ons overigens wel uit om nog eens stil te staan bij de leer van de twee- of viervoudige Schriftbetekenis zoals die in de praktijk van de Oude Kerk functioneerde en daarna in systeem werd gebracht in de Middeleeuwen. Bezinning op deze leer is zinvol bij het nadenken over de preekwaarde van de bijbelse teksten in een moderne tijd.[2] De klassieke formulering van deze leer vinden we in het vermaarde distichon van de scandinavische Augustinus van Dacië (gestorven in 1282). Zijn twee-regelig vers vormde voor generaties studenten in de Middeleeuwen de hermeneutische leidraad, ook hier in het kloostercomplex van de Broeders Franciscanen dat inmiddels ten dele is veranderd in deze Stadsgehoorzaal. Laat het vanmiddag op deze bodem nog eens opklinken! Het luidt alsvolgt: Littera gesta docet, quid credas allegoria En de vertaling is: De letter onderwijst de feiten: wat je geloven moet leert je de allegorie; Op het eerste gezicht lijkt het alsof dit distichon vier betekenissen opsomt. Maar bij nadere analyse blijkt een tweedeling te domineren, die in de Oude Kerk meestal werd aangeduid als de verdeling tussen de letterlijke betekenis enerzijds en de geestelijke of allegorische betekenis anderzijds. Deze tweedeling is nu scholastisch in systeem gebracht door een wat preciesere drievoudige formulering van de sub-aspecten van de geestelijke betekenis. Er is een letterlijke betekenis die de gesta doceert. Maar daarna komt er eigenlijk maar 1 geestelijke betekenis, waaruit we kunnen begrijpen wat die letterlijke betekenis voor ons betekent. Dit blijkt uit de opbouw van het distichon. Het heeft een verborgen code: geloof (quid credas), liefde (quid agas) en hoop (quo tendas). Hoe kom je van de letterlijke betekenis tot de opbouw van het geestelijk leven dat bestaat in geloven, hopen en liefhebben? Door herlezen van de tekst. Die herlezing heeft drie facetten: allegoria, ethica et anagogia. Die drie facetten zijn facetten van het geestelijk leven, niet van de tekst. Maar het zijn facetten die voortvloeien uit het doel van de tekst die nu eenmaal gegeven is tot opbouw van de heiligen. Deze facetten vloeien niet voort uit de receptie van een latere tijd al zijn zij daarop wel gericht. Dat de vierdeling in feite een tweedeling is, blijkt ook uit het levenswerk van Nicolaus van Lyra die aan de viervoudige betekenis twee en geen vier commentaren wijdde, zijn Postillae en zijn Moralia! Het is dus niet zo eenvoudig als Dohmen doet voorkomen om de klassieke viervoudige tekstbetekenis in te ruilen voor een moderne meervoudige. In feite heeft de christenheid altijd maar één geestelijke betekenis geleerd, hoezeer die ook meerzijdig werd uitgewerkt. Niet alleen via de trits Geloof, Hoop en Liefde, maar ook wel via de trinitarisch-heilshistorische trits Israel (geloof in God), Kerk (liefde van Christus) en Patria (hoop op het hemels vaderland van de Geest). Ik wil nu vervolgens ingaan op de vraag waarvan men nu eigenlijk de geestelijke betekenis, de allegorie, de moraal en de toekomstverwachting moet zoeken? Van de tekst, zodat er een dubbele moraal ontstaat bij het lezen van de tekst omdat aan de letterlijke of eigenlijke betekenis nog een tweede betekenis wordt opgedrongen? Nee, het distichon maakt duidelijk dat de geestelijke explicatie betrekking heeft op de gesta (de feiten) die door de letterlijke betekenis worden aanschouwd! Nicolaus van Lyra zegt dit heel expliciet wanneer hij opmerkt dat de letterlijke of historische betekenis tot ons komt via de woorden (de taal) en de drievoudige geestelijke betekenis via de zaken zelf die door de taal werden aangeduid.[3] De letterlijke betekenis brengt ons bij feiten, wijsheden, gelijkenissen die verteld zijn. En deze tekstinhouden verdragen een diepere overweging: zij zijn ons zoals Paulus zegt in 1 Korintiers 10 tot typen en zij wijzen verder dan de tent van Sara zoals hij aangeeft in Galaten 4. Het is Thomas van Aquino geweest die de diepe grond voor deze geestelijke lectuur van de Schrift heeft doordacht. Het denkproces van Thomas in dezen is beschreven door de chileense theoloog Maximino Arias Reyero.[4] Hij laat zien hoe Thomas reeds in zijn vroeg te dateren bespreking van de Sententiae van Petrus Lombardus zocht naar de theologische rechtvaardiging van de tweeërlei Schriftbetekenis. De meest verfijnde samenvatting gaf hij echter in zijn Summa Theologica. Het is de eenheid van God en van zijn wereldplan die de verbondenheid van zijn werken bepaalt. Over die werken kan de christen mediteren en daaruit hoop putten en liefde leren en vertrouwen ontwikkelen. En het zijn de Schriften die ons met deze realiteiten van Gods werken in aanraking brengen. De geestelijke betekenis richt zich dus niet op de letterlijke tekst maar op de zaken die door deze tekst onder woorden worden gebracht.[5] Exegese van de woorden leidt zo tot een werkelijke theologie: een kennis en overweging van wie God is in zijn daden. Ook wanneer Eco gelijk zou hebben met zijn bewering dat Thomas op deze manier tegenover Dante het realistisch symbolisme wilde reduceren van de gehele natuur tot alleen de bijbel (waardoor Thomas een wegbereider zou zijn geweest voor Galilei), dan nog blijft gelden dat Thomas deze diepere eenheid van God en zijn werken als achtergrond voor de bijbelse teksten heeft verdedigd vanuit een positieve overweging (God spreekt ook door zijn doen).[6] Juist op dit punt is pas de moderne bijbelwetenschap overgegaan op een ander spoor. Wat collega Den Heyer in het Bijbels Handboek beschrijft als het hoopvol geboortemoment van een werkelijke bijbelwetenschap, zie ik met anderen juist als het begin van een lange en slepende ziekte binnen deze wetenschap.[7] Door haar schatplichtigheid aan de Aufklärung is de moderne bijbelwetenschap de draad kwijtgeraakt die de gesta van God, zijn daden, verbindt en daardoor valt ook de textuur van de canon uiteen. De gereformeerde bijbeluitlegger ziet zich door de tijd waarin hij na de Aufklärung leeft, nu gedwongen om een belangrijk deel van zijn onderzoek te investeren in de letterlijke of historische betekenis van de tekst. Waarom doet hij deze moeite? Waarom zoveel onderzoek naar het leven van Christus op aarde en naar de gangen van Paulus, die pionier van het evangelie? Om een heilige tekst te verdedigen? Ik denk eerder om de weg van de tekst naar de gesta en via de gesta naar de dogmatiek, de ethiek en de eschatologie die daarin besloten liggen, open te houden. * Een tekst die ons verandert De leer van de tweevoudige Schriftbetekenis is in feite een leer van de éénvoudige Schriftbetekenis: de Schriften betekenen werkelijk wat zij zeggen. En daarom is de meditatie over de beschreven feiten en daden van God een vanzelfsprekende tweede dat onvermijdelijk verbonden is aan de lectuur van de letterlijke en historische betekenis van de tekst. Vlotweg kunnen we daarom spreken over twee Schriftbetekenissen, hoewel het in feite gaat over één Schriftbetekenis en de daaruit voortvloeiende consequenties voor ons geloof, onze moraal en onze toekomstverwachting. Het gaat dus over de tekst en over onze verandering of bekering. De bijbel is vol teksten om te preken omdat die teksten ons uitzicht geven op het hooggebergte van Gods daden en woorden die één zijn. En juist omdat er een onderscheiding is tussen tekstbetekenis en betekende werkelijkheid (gesta) blijft ook de persoon van de exegeet zelf niet buiten spel staan. Natuurlijk: de bijbel is Gods Woord en zij spreekt voor zichzelf. Maar hoezeer de Schriften door heilige mannen, gedreven door de Geest, zijn gegeven, toch sluit dit niet uit dat we de Schriften biddend hebben te onderzoeken om de betekende diepten en hoogten te zien en te willen zien. Zo bidt de dichter van psalm 119: ,,Open mijn ogen opdat ik de wonderen van uw wet aanschouw''. Je loopt niet zomaar door van de exegese naar de preek. Je moet allemaal eerst de opstap van de tekst gebruiken om gelovig je voeten te zetten op het hooggebergte van Gods daden. Dan wordt het preekpanorama zichtbaar dat altijd pas om de hoek van de tekst ligt, ook voor de bijbellezende prediker persoonlijk. Betekent dit dan dat de preek geschouwd wordt door de geestelijke mens en dat de letter-uitlegger daar toch geen weet van heeft? Dit is niet het geval. Hoezeer het waar is dat alleen de Geest de dingen Gods doet verstaan en aanvaarden, toch wil Hij die ontsluiten door de vermaning en vertroosting van de Schriften die geen eigenmachtige uitlegging toestaan. Bij de werken van God behoort ook het zenden van profeten en apostelen en schriftgeleerden. Alleen in hun voetsporen vinden wij de hogere weg naar de Sinai en naar de Olijfberg. * De weg van tekst naar preek We ontkomen er dus niet aan: de preek moet geboren worden door de weeën van de exegese! Er is zeker veel te noemen dat erbij komt (meditatie; mensenkennis; geestelijk leven; traditiebesef enz.) maar ik beperk mij tot de tekst als toegang tot de preek. En ik realiseer mij dat er dan toch nog wel een praktisch probleem gevoeld wordt. Is het niet zo dat de letterlijke, historische betekenis van de tekst ons in de praktijk eerder afremt op de weg naar de preek dan dat ze ons die weg ontsluit? Lijkt het er zelfs soms niet op dat exegese van de letterlijke of historische betekenis de preek juist blokkeert! Aanvankelijk lijkt het in ieder geval minstens een omweg. De weg terug naar de tijd van de tekst verheldert de tekst, neemt problemen weg, maar het opheffen van kortsluitingen doet nog geen vonk overslaan naar een preek en brengt ons voorlopig vaak verder van huis, verder van de eigen tijd met haar eigen problematieken. Toch is die weg terug onmisbaar. Ten eerste voor de controleerbaarheid in de theologie: de legitimatie voor de preek moet zijn te vinden in de tekst. Ten tweede beschermt exegese van de tekst ons tegen mystieke of postmoderne willekeur, waarbij teksten op de klank af en los van hun context worden gehanteerd. Ten derde helpt de exegese ons om eerlijk te preken. Wanneer we de methode van de topical preaching zouden volgen, dwingt de exegese van de gekozen tekst ons vaak om maar eerlijk onze topos te noemen en die niet te camoufleren als ,,tekst.'' En wanneer we de methode van de tekstgebonden prediking toepassen, verhindert de tekst ons om naar believen en willekeur onderwerpen toe te voegen die geheel buiten de horizon van de tekst en de daarin beschreven werkelijkheid vallen. Maar is die weg terug naar de exegese, hoe aanbevelenswaardig misschien ook, nu in de praktijk toch niet onbegaanbaar? Sterft de tekst op weg naar de preek soms niet een vroegtijdige dood? Hoe zou je preken over de landverdeling onder Jozua: een lappendeken van tradities? Hoe zou je preken over Galaten: een brief die geschreven is voor een specifieke situatie die zich vandaag niet voordoet? Eigenlijk zijn oude teksten toch nooit zo geschikt voor het grote verhaal en voor de latere tijd? Tegenover deze vragen is het nodig om ons nog eenmaal te realiseren dat het gaat om teksten binnen de bijbel en dus binnen het geheel van Gods spreken en handelen. Littera gesta docet! De bijbel is een verzameling van geschriften door mensen geschreven, een heilige-mensenboek (2 Petrus 1). Maar deze Schriften zijn verenigd door de gangen en de Stem van de eeuwige. De straatnamen zijn oud, maar de geur is heilig en die verwaait niet! Het boek neemt ons op in de gemeenschap der heiligen. De teksten in de tekst zijn de heiligenbeelden in de wereldkerk. Het zijn de statien van de lijdensweg, het is de beeldengalerij langs de triomfweg van het evangelie. Het zijn de draden in het kleed dat God weeft. De teksten zijn de deuren en de ramen die doorgang geven tot het wijde veld van een geschiedenis die hoger is dan de waarneembare en die vol mysterie is. Exegese is ingaan en doorgaan en dan preken! Van geloof tot geloof. De lappendeken van de landinname en landverdeling is dan toch wel een stapje op de weg naar een nieuwe aarde waar de volken vreedzaam zonder grensconflicten zullen leven. En we leren er ook hoe de stapjes op die weg hier beneden gezet worden. Het stuntelig symbool symboliseert het hogere en betere. En de ad hoc geschreven heftige brief aan de Kelten laat ons iets zien van het blijvend sentiment van het evangelie en ook van de menselijke emotie waarin dat sentiment altijd gestalte krijgt op deze aarde. Laat ons tenslotte Paulus aanschouwen. Door de tekstgordijnen heen zie ik hem zitten in de gevangenis. Ik herken zijn littekens. Ik voel zijn verlangen. Hij schrijft een paar woorden. Ze lichten op. Ik buig mij erover heen en lees: ,,Het Woord van God is niet geboeid.'' Ik zie ze inderdaad gaan: Timoteüs, Silas, Erastus. Ongeboeid preken zij het woord in de wereld. De tekst is helder. Maar wat moet het een zelfverloochening gekost hebben, dit te schrijven terwijl je zelf vast zit. Hoe belangeloos zijn deze woorden. Wat achter de regel staat spreekt diepe taal. In Paulus' ogen lees je zijn ziel en daarin spiegelt de Geest van Christus in zijn hart (2 Kor. 3). Zo wordt het een tekst om als pastor van te leren en er dan ook over te preken! * Aan het eind van dit laatste college wil ik mijn leerlingen daarom bemoedigen om te volharden in de exegese: via de tekst vind je biddend de weg naar de werkelijkheid waar het om gaat in deze wereld. Maar ik voeg daar wel aan toe: pak de deurkruk van de tekst gericht vast en blijf er niet aan plakken. Dit betekent: lees niet alleen de tekst, maar preek over de realiteiten in die tekst vanuit de hele bijbel en vanuit het algemeen, christelijk geloof. Droom met alle heiligen. Lees daarom ook meer dan de bijbel: Augustinus en Thomas en Spurgeon zijn er ook nog! En laat je als dominee nooit inpakken in de kortzichtigheid van het moment en van de kerkelijke mode om je heen. Het is juist goed dat moderne mensen in deze 21ste eeuw door de poorten van de teksten terreinen leren betreden die ze vaak vergeten. Uiteindelijk is elke aardse tekst van profeten en zieners een tekst die ons weer in gemeenschap brengt met de heiligen van eertijds en gelijktijdig met de kerk daarboven, met alle heiligen, en met de Vader en de Zoon. Een tekst om te preken wordt daardoor ook een tekst om te zingen. De bijbel eindigt niet voor niets met het liedboek van Openbaring. Vaak laat een lied de realiteiten in de tekst nog beter preken dan een spreker het ooit kan doen. Zo is er een woord van onze Heiland: ,,Blijft in Mij, gelijk Ik in u'' (Joh15,3b). Het is een tekst die het geheim aanduidt waaruit exegeet en prediker hun kracht mogen putten. Het is ook een tekst om te preken. En het is een realiteit om van te zingen. ,,Blijft in Mij, gelijk Ik in u.'' De echo van dit woord wordt hoorbaar in Brittens muzikale verwerking van een gedicht uit de 17de eeuw [8]. Deze echo is wat mij betreft de naklank van mijn collegeperiode en ik vraag u daarom vriendelijk om tenslotte nog enkele minuten met mij te willen luisteren naar de laatste twee coupletten van het lied ,,My beloved is Mine.''
* Eindnoten: [1] Christoph Dohmen, ``Vom vielfachen Schriftsinn - Möglichkeiten und Grenzen neuerer Zugänge zu biblischen Texten'' (in: Thomas Sternberg (ed.), Neue Formen der Schriftauslegung? 13-74, Quaestiones Disputatae 140 [Freiburg: Herder, 1992]). Dohmen vat zijn betoog alsvolgt samen: ,,Vom vierfachen zum vielfachen Schriftsinn!'' (a.w. 67). [2] Zeer uitvoerig is over dit onderwerp het vierdelige werk van Henri de Lubac, Exégèse Médiévale:Les quatre sens de l'écriture (Parijs: Aubier, 1959 [Première partie]. 1961-1964 [Seconde partie]). [3] ,,Secundum igitur primam significationem, quae est per voces, accipitur sensus literalis, vel historicus; secundum vero aliam significationem, quae est per ipsas res, accipitur sensus mysticus, seu spiritualis, qui est triplex in generali'' (MPL 113, 28). [4] Maximino Arias Reyero, Thomas von Aquin als Exeget: Die Prinzipien seiner Schriftdeutung und seine Lehre von den Schriftsinnen (Sammlung Horizonte, Neue Reihe 5; Einsiedeln: Johannes Verlag, 1971). [5] In zijn Summa Theologica I, quaestio 1, articulus 10 gaat Thomas in op de tegenwerpingen dat een meervoudige betekenis verwarring veroorzaakt en argumentatie op grond van de tekst ondermijnt, en dat het niet logisch is om te stellen dat één tekstbetekenis meerdere betekenissen zou kunnen hebben. De algemene these van waaruit hij deze vragen gaat beantwoorden luidt dan: ,,Respondeo dicendum quod auctor sacrae Scripturae est Deus, in cuius potestate est ut non solum voces ad significandum accomodet (quod etiam homo facere potest), sed etiam res ipsas. Et ideo, cum in omnibus scientiis voces significent, hoc habet proprium ista scientia, quod ipsae res significatae per voces etiam significant aliquid. Illa ergo prima significatio, qua voces significant res, pertinet ad primum sensum, qui est sensus historicus vel litteralis. Ille vero significatio, qua res significatae per voces iterum res alias significant, dicitur sensu spiritualis; qui super litteralem fundatur et eum supponit.'' [6] Umberto Eco, Kunst en schoonheid in de Middeleeuwen (Amsterdam: Bert Bakker, 1989 [vertaling van Arte e belleza nell'estetica medievale, 1987]), 111-118.183-190. [7] C.J. den Heyer, ,,Geschiedenis van de exegese vanaf de Reformatie tot heden'' (in: Bijbels Handboek, deel 3: Het Nieuwe Testament, 561-598; Kampen: Kok, 1987). [8] Het (gedeeltelijk geciteerde) gedicht is van Francis Quarles (1592-1644). De muzikale bewerking is te vinden in Canticle I (1947) van The Five Canticles (Benjamin Britten). In Brittens bewerking zijn dit de coupletten 5 en 6
|
- Terug naar artikel overzicht |